(vər’sterf) o.
I. [< versterven A I 1]
1. Algm. het afsterven, dood : bij van zijn oom; dat gaat bij over op...
2. Inz. het afsterven van een gedeelte van het levend lichaam : het van een been
II. [< versterven A II] deel der nalatenschap van ouders aan kinderen : hij vroeg zijns vaders -.
Syn. → boedel.