(verkeerde, verkeerd)
I. (heeft) Eig. Veroud. anders keren, wenden.
II. Metn.
1. (is) Veroud. anders gekeerd, gewend worden.
2. (heeft) [zich anders, in verschillende richtingen keren]
a. Algm. zich onder de mensen bewegen, omgaan: zeg mij met wie je verkeert, zo heb ik je aard geleerd; aan het hof -; waar men mede verkeert, wordt men mede geëerd, men wordt geschat net als de lieden met wie men omgaat,
b. Inz. vrijen: met een meisje -.
3. (heeft) Uitbr. [van 2] zich bevinden: in moeilijkheden -.
III. Metf.
1. (heeft) [van I] veranderen: het recht -.
2. (is) [van II 1] anders worden: het kan -, zei Bredero; vreugde kan in droefheid -.
3. (heeft) [van II 2 al zich gedragen, zich houden: hoe verkeert hij onder die moeilijke omstandigheden?