o.
I. Eig.
1. het verkeren (II 2 a), het zich onder de mensen bewegen: gezellig -.
Syn. ➝ omgang.
2. Algm. het zich bewegen: druk op straat.
II. Metn. [van I 2] gemeenschap door verkeer: lucht-, post-, spoorwegverkeer; transatlantisch -.