(vər'ga:dəring) v.(-en; -etje)
I. Eig. het vergaderen, bijeenkomst: een beleggen, bijeenroepen, houden, ophef jen, schorsen, sluiten, uitstellen, verdagen: staande de de wordt hervat.
II. Metn.
1. vergaderde personen.
2. vergaderplaats : naar de gaan.