(vər'be:ldən) (verbeeldde, heeft verbeeld)
1. voorstellen, afbeelden : dat schilderij verbeeldt de slag bij Waterlo.
2. voor de geest stellen : ik kan mij hoe blij zij was.
3. zich -, zich houden voor : hij verbeeldt zich zeer knap te zijn. Gez. gij hebt u dat verbeeld, dat bestaat niet in werkelijkheid; wat verbeeldt gij u? wat denk je wel? zich veel verwaand zijn. Syn. inbeelden (zich).