Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

veertien

betekenis & definitie

I. telw.

1. hoofdtelw. tien plus vier: voor dagen weggaan.
2. rangtelw. veertiende: Lodewijk -; hoofdstuk -; mei.

II. (-en)

1. Eig. hoeveelheid bestaande uit veertien eenheden: hij heeft gehaald hij de wedstrijd. Gez. deel dat in -en, in veertien delen; iets bij -en aftellen, bij veertientallen; wij waren met zijn -en, met veertien personen.
2. v. Metn. cijfer veertien: die staat daar te veel.