Wat is de betekenis van veertien?

veertien - Hoofdtelwoord 1. 4 + 10, in Arabische cijfers 14, in Romeinse cijfers XIV. veertien - Zelfstandignaamwoord 1. het getal 14. Woordherkomst Samenstelling van vier en tien

veertien - telwoord uitspraak: veer-tien 1. getal dat komt na dertien ♢ tien plus vier is veertien Telwoord: veer-tien

num., fjirt(s)jin.

...

I. telw., 1. hoofdtelw., tien plus vier: tweemaal zeven is veertien ; veertien leerlingen ; de veertien noodhelpers ; veertien dagen, twee weken, een halve maand : een dag of veertien, ongeveer twee weken ; — pronominaal:het zijn er veertien ; 2. zelfst. en pronominaal gebruikt in de verb. vorm v...

(tien en vier) 1 bep. telw. (bijvoeglijk) de vacantie duurt veertien dagen; (zelfstandig) tien en vier is veertien; met (ons, z’n) veertienen; 2 (onbuigbaar) rangtelw.: hoofdstuk veertien.

I. telw. 1. hoofdtelw. tien plus vier: voor dagen weggaan. 2. rangtelw. veertiende: Lodewijk -; hoofdstuk -; mei. II. (-en) 1. Eig. hoeveelheid bestaande uit veertien eenheden: hij heeft gehaald hij de wedstrijd. Gez. deel dat in -en, in veertien delen; iets bij -en aftellen, bij veertientallen; wij waren met zijn -en, met veertien personen....

I. telw., 1. hoofdtelw., tien plus vier; attr.: veertien leerlingen; met lidw. of vn.: een dag of veertien, ongeveer twee weken; 2. zelfst.: wij waren met ons veertienen; deel dat in veertienen; 3. als rangtelw., komend na dertien: hoofdstuk veertien; II. zn. v./m. (-en), teken voor het getal 14: een Romeinse (XIV).

...