o. (vemen; -pje)[~ ven(noot)]
I. Eig.
1. Veroud. vereniging van mensen van dezelfde partij: een ketters.
2. Tgw. vennootschap tot het opslaan en bewaren van goederen in pakhuizen: een bekend is het Blauwhoeden Veem te Amsterdam.
II. Metn. [van I 1] veemgericht.