(vocht, heeft gevochten) [msch. ~ vuist]
1. kampen, strijden: honden en katten -; met, tegen iemand -; op leven en dood -. ➝ bierkade, hersenschim, hond, schaduw.
2. om het zeerst wedijveren: om een betrekking.
3. plukharen: die jongens ieder ogenblik.