(zette vast, heeft vastgezet)
1. zo zetten dat het vaststaat: een beeld op een pedestal -; een roer -.
2. op iemands naam zetten, beleggen: geld op iemand -.
3. gevangenzetten.
4. zo spelen dat de tegenpartij niet verder kan spelen: iemand -.
5. in het nauw brengen: bij een redenering iemand -.