I. [u. oude + trecht, overtocht] hoofdstad van de provincie en het ➝ bisdom Utrecht, 2298 ha.
II. provincie van Nederland. Hoofdstad: Utrecht.
1. Aardrijkskundig.
Oppervlakte. 1386 km2. Bodem. Heuvelrijen doorkruisen de provincie van het zuidoosten naar het noordwesten en bereiken bij de Piramide van Austerlitz 65 m. Het oosten is veelal zandgrond met bossen en heide. Bevolking. 625 000 inw. Landbouw en veeteelt. Het gehele westen en Eemland is hoofdzakelijk grasland met veeteelt; naar het oosten neemt de landbouw (rogge, boekweit) toe. Nijverheid en handel. Vooral te Utrecht.
2. Geschiedkundig. De provincie Utrecht is ontstaan uit het wereldlijk gebied van de bisschop nl. het Nedersticht, terwijl het later daarbij gekomen gebied, Overijsel, Oversticht werd geheten. Doordat die delen geen geografische eenheid vormden, miste het bisdom innerlijke kracht en de naburen waren er steeds op uit om de grenzen ervan te hunnen voordele te beperken. Oorlogen tegen Holland en Gelderland, strijd om meer onafhankelijkheid vanwege de burgers, en partijschappen tussen die burgers onderling (Lichtenbergers en Lokhorsten) ondermijnden het bisschoppelijk gezag dermate dat bisschop HENDRIK van Beieren 1528 zijn wereldlijk gebied aan KAREL V afstond. In de XVIde eeuw was de heerlijkheid Utrecht een der Zeventien Provinciën der Nederlanden waarbij ze 1536 voorgoed werd ingelijfd; sindsdien is de geschiedenis van de provincie Utrecht met die van de andere provincies nauw verbonden.
1. Bevolking: 177 000 inw.
2. Nijverheid: Voedings- en genotmiddelenindustrie, metaalnijverheid o. a. spoorwegmateriaal; kledingindustrie, boekindustrie, chemische nijverheid, hout-en meubelindustrie, tabaks➝ en sigarennijverheid, textielindustrie, leder- en schoennijverheid, steen- en pannenbakkerijen.
3. Bezienswaardigheden: Gotische St.-Janskerk (1050). gotische Domkerk (XIIIde eeuw) met Kloostergang (XVde) en (ervan gescheiden) de Domtoren, Paushuis (1517) voor paus Hadrianus VI, Universiteit (1636). Fundatie Renswoude. Aartsbisschoppelijk Museum, Museum van Oudheden, Stadhuis, Administratiegebouw der Nederlandse Spoorwegen, Oude en Nieuwe Gracht, fraaie singels o. a. de Maliebaan.
4. Beroemde personen: HOBRECHT, HADRIANUS VI, MOR, ROSWEYDE, BOR, HONTHORST, VAN EFFEN, BUYS BALLOT, MENGELBERG, G. BROM.
5. Geschiedenis. Utrecht is een oude stad die wsch. ontstond uit een sterkte door de Romeinen nabij een Germaanse wijk gesticht. In de IVde eeuw n. K. was ze bekend als Ultrajectum of Trecht. De H. WILLIBRORDUS vestigde er ± 687 zijn bisschopszetel en sindsdien was de stad een middelpunt voor de uitbreiding van het kristendom. In 856 werd Utrecht door de Noormannen verwoest, omstr. 930 van wallen en muren voorzien en in die tijd door de keizer met verschillende privilegiën, o. a. het recht van munt, begunstigd. De Duitse keizers resideerden er dikwijls in de XIde en de XIIde eeuw. Ten gevolge van de strijd om meer onafhankelijkheid tussen de stad en haar bisschop, verplaatste zich de handel meer en meer naar Amsterdam, Dordrecht en Vlaanderen. De strijd eindigde daarmede dat de bisschop, HENDRIK van Beieren, 1528 zijn wereldlijke macht aan KAREL V afstond. In 1579 werd er de Unie van Utrecht gesloten, 1636 de universiteit gesticht. De Fransen bezetten de stad 1672; 1713 werd er de Utrechtse Vrede gesloten en 1784 was ze op de hand der Patriotten. Na de slechting der oude vestingwerken in 1830, heeft Utrecht zich snel ontwikkeld.