Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

uitpakken

betekenis & definitie

('uit) (pakte uit, uitgepakt)

I. (heeft)
1. uit een pak nemen, ontpakken : goederen -.
2. van de inhoud ontdoen : koffers, kisten -.
3. ten verkoop uitstallen.
4. uithalen, feestelijk onthalen : nou, hij vakt uit!
5. veel vertellen en opsnijden : wat kan die man toch -!
6. zijn gemoed luchten : nu ging hij -.
7. opsnijden : hij is weer aan ’t -.

II. (is) zich bevinden met uitgepakte (3) goederen : de handelaar is in dat hotel uitgevakt.

< >