('uit) m. (-s; -tje)
I. [→ uitlopen 1] hij die gedurig uitloopt. -
II. [→ uitlopen 3] bek, tuit van een pomp. III. [→ uitlopen 5]
1. Eig. uitlopende stengelrank : de s van aardbeien.
2. Metf. bijtak van een gebergte : de -s van de Alpen.
Gepubliceerd op 18-02-2020
betekenis & definitie
('uit) m. (-s; -tje)
I. [→ uitlopen 1] hij die gedurig uitloopt. -
II. [→ uitlopen 3] bek, tuit van een pomp. III. [→ uitlopen 5]
1. Eig. uitlopende stengelrank : de s van aardbeien.
2. Metf. bijtak van een gebergte : de -s van de Alpen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: