Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

uitloop

betekenis & definitie

('uit) m. (...lopen)

I. [→ uitlopen 1]
1. Eig. het uitlopen.
2. Metn.. gelegenheid tot uitgaan : dat was een -je voor mij.

II. [→ uitlopen 7] wat uitloopt, uitmondt nl.

1. riviermonding : de van de Rijn.
2. afvoerbuis, riool : deze fabriek heeft haar in het kanaal.

< >