Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

uitlaat

betekenis & definitie

('uit) m. (...laten)

A. [→ uitlaten 1]
I. Eig. het uitlaten.

II. Metn.

1. uitgang op zij van een huis : een in een steeg hebben.
2. Bouwk. uitstek.
B. [→ uitlaten 5]
1. Eig. het uitlaten ; vrije (van gassen) verboden.
2. Metn. toestel om gas enz. uit te laten : een van een automobiel, van een vliegtuig.