Wat is de betekenis van Uitlaat?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

uitlaat

(1936) (sch.) anus; achterste. • 'k Heb daar zoo'n pijn amme.... uitlaat dokter. (Fr. Van de Vrande: Grensleven. 1936) • (Heidi Aalbrecht & Pyter Wagenaar: Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands. 2013) • (Stella Braam: Ik heb Alzheimer: het verhaal van mijn vader in deze tijd. 2015) (dementiewoordenboek achteraan)

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitlaat

uitlaat - Zelfstandignaamwoord 1. een opening waardoor iets als afvalproducten naar buiten kan treden (vloeistof, damp of gas) De uitlaat zat verstopt. uitlaat - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten ♢......

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitlaat

uitlaat - zelfstandig naamwoord uitspraak: uit-laat 1. pijp waardoor verbrandingsgassen weg kunnen ♢ er moet een nieuwe uitlaat onder de auto Zelfstandig naamwoord: uit-laat de uitlaat d...

2024-04-19
Redactie Ensie

APK begrippen omschreven

Uitlaat

De uitlaat is een onderdeel van een auto dat er voor zorgt dat stoffen die vrijkomen bij de verbranding van brandstoffen worden afgevoerd. Veel auto’s hebben voor de werking brandstof nodig, bijvoorbeeld diesel, benzine of gas. Om de kracht op te wekken om de motor draaiende te houden, wordt deze brandstof in de auto verbrand. Bij dit proces komen...

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

uitlaat

opening, klep, uitgelaat, weglaat; laat uitgaan; loslaat, vrystel; verklap.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitlaat

s., útlit.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitlaat

m. (...laten), 1. (bouwk.) uitstek; 2. inrichting om een vloeistof, damp of gas uit te laten, uit te laten stromen, in ’t bijz. knalpot; — ook fig.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitlaat

('uit) m. (...laten) A. [→ uitlaten 1] I. Eig. het uitlaten. II. Metn. 1. uitgang op zij van een huis : een in een steeg hebben. 2. Bouwk. uitstek. B. [→ uitlaten 5] 1. Eig. het uitlaten ; vrije (van gassen) verboden. 2. Metn. toestel om gas enz. uit te laten : een van een automobiel, van een vliegtuig.