Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

uitbreken

betekenis & definitie

('uid) (brak uit, uitgebroken)

I. (heeft) door breken eruit nemen : enige stenen, een muur -.

II. (is)

1. door braak ontsnappen : de gevangene is uitgebroken.
2. tevoorschijn komen : er is geen brand uitgebroken; het zweet brak hem uit.
3. zich uit de drukte verwijderen : ik zal er morgen zien uit te breken.
4. beginnen : de oorlog kan ieder ogenblik-.

< >