(uid) (breidde uit, heeft uitgebreid)
1. uit elkaar doen leggen : een kaart -.
2. openen : de armen -.
3. vergroten : een stad, zijn zaken, zijn heerschappij -. Syn. verspreiden.
4. verspreiden : de ziekte breidt zich uit.5.uitstrekken : de boom breidt zijn takken wijd uit.→uitgebreid.
6. z i c h ruimer worden : het gebied breidt zich uit. Syn. → aangroeien.