Wat is de betekenis van uitbreiden?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitbreiden

uitbreiden - Werkwoord 1. (ov) iets een groter oppervlak laten innemen Verder kunnen kinderen hun woordenschat uitbreiden door liedjes, rijmpjes en versjes. Woordherkomst leenvertaling van Duits ausbreiten; op te vatten als samenstellende afleiding van uit (bijwoord), breed...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitbreiden

uitbreiden - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-brei-den 1. groter in omvang worden ♢ de stad is de laatste jaren flink uitgebreid 2. groter in omvang maken ♢ de rijke landen hebben hun macht v...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitbreiden

v., útwreidzje, -pealje, -bouwe; zich —, wreidzje, fuortgong nimme.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitbreiden

(breidde uit, heeft uitgebreid), 1. vaneenleggen, openen, openslaan: de vleugels, de armen uitbreiden; van zich strekken: de boom breidt zijn takken wijd uit. 2. een grotere oppervlakte doen beslaan, vergroten, vermeerderen: zijn bezitting.en, zijn heerschappij, zijn kennis, zijn zaken, een stad uitbreiden; een geschiedenis...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitbreiden

breidde uit, h. uitgebreid (1 uit elkander doen of leggen, openen; 2 uitstrekken; 3 vermeerderen, ruimer, groter doen worden, een grotere oppervlakte doen beslaan; in deze bet. dikwijls refl.: ruimer, groter enz. worden): 1. de armen uitbreiden; 2. de eik breidt zijn forse takken uit; 3. een stad uitbreiden, zijn zaken uitbreiden; zijn kennis uitbr...

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitbreiden

(uid) (breidde uit, heeft uitgebreid) 1. uit elkaar doen leggen : een kaart -. 2. openen : de armen -. 3. vergroten : een stad, zijn zaken, zijn heerschappij -. Syn. verspreiden. 4. verspreiden : de ziekte breidt zich uit.5.uitstrekken : de boom breidt zijn takken wijd uit.→uitgebreid. 6. z i c h ruimer worden : het gebied breidt zich uit. Syn...

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitbreiden

(breidde uit, heeft uitgebreid), 1. vaneenleggen, openen, openslaan: de armen uitbreiden; 2. uitstrekken: de boom breidt zijn takken wijd uit; 3. vergroten, ruimer (doen) worden: zijn heerschappij uitbreiden; een geschiedenis uitbreiden, er bijzonderheden aan toevoegen; zich uitbreiden, zich uitstrekken over een oppervlakte; een groter gebied gaa...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITBREIDEN

UITBREIDEN - (breidde uit, heeft uitgebreid), vaneenleggen, eene grootere oppervlakte doen beslaan; openen, openslaan : de vleugelen, de armen uitbreiden; (redek.) eene geschiedenis uitbreiden, er bijzonderheden aan toevoegen; zijne heerschappij uitbreiden, vergrooten; — verspreiden : die ziekte breidt zich uit; — meer algemeen worden ;...