Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

twintig

betekenis & definitie

('twintəch) [twee]

I. telw.
1. hoofdtelw. tweemaal tien.
2. rangtelw. : mei; -je, twintigste lot in een staatsloterij.

II, v. (-en) hoeveelheid bestaande uit twintig eenheden : een eenden; iets in -en delen, in twintig delen ; met zijn -en. met twintig personen.

< >