Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

Turk

betekenis & definitie

m. (-en; -je) [bewoner van Turkestan]

I. Eig. inboorling, man afkomstig van Turkije : de -en hebben vroeger meermalen de Oostenrijkse landen bedreigd. Gez. aan de -en overgeleverd zijn, mishandeld, bedrogen worden; aangaan als een heftig uitvaren; Eert. de grote -, de sultan van Turkije.

II. t u r k Metf.

1, wreedaard.
2. hondenaam : koest, -!

< >