Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

trouwdag

betekenis & definitie

('trouw) m. (-en)

I. Eig. dag dat men trouwt : woensdag is zijn -.

II. Metn.

1. dag dat men getrouwd is : morgen viert hij zijn vijf en twintigste -; in zijn -en heeft hij veel tegenspoed ondervonden, in zijn huwelijksjaren.
2. dag dat men kan trouwen : welke zijn in uw gemeente de -en?

< >