Wat is de betekenis van trouwdag?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

trouwdag

Het begrip trouwdag heeft 2 verschillende betekenissen: 1) huwelijksdag. dag waarop iemand trouwt; huwelijksdag. 2) huwelijksverjaardag. dag waarop men destijds is getrouwd en zijn huwelijk herdenkt; huwelijksverjaardag.

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trouwdag

trouwdag - Zelfstandignaamwoord 1. de dag waarop men in het huwelijk treedt of getreden is Hij bracht bloemen mee om hun trouwdag te vieren. Woordherkomst samenstelling van trouw(werkwoord) en dag

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Trouwdag

s., troudei.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trouwdag

m., 1. bruiloftsdag; dag waarop men trouwt of getrouwd is: zijn trouwdag vieren; een effen paar ... wil zijn Trouwdag, naar der vaadren wijs, gedenken (Staring). 2. dag dat men op het gemeentehuis kan trouwen. 3. (meest mv.) tijd gedurende welke iem. getrouwd is: zij heeft in haar trouwdag(en) veel leed verduurd.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trouwdag

('trouw) m. (-en) I. Eig. dag dat men trouwt : woensdag is zijn -. II. Metn. 1. dag dat men getrouwd is : morgen viert hij zijn vijf en twintigste -; in zijn -en heeft hij veel tegenspoed ondervonden, in zijn huwelijksjaren. 2. dag dat men kan trouwen : welke zijn in uw gemeente de -en?

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Trouwdag

m., bruiloftsdag; dag dat men op het gemeentehuis kan trouwen.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)