(to:m) m. (tomen ; -pje)
I. Eig. [tiegen, trekken]
1. toestel om een paard in bedwang te houden, bestaande uit gebit en leireep : een paard bij de leiden, houden. Gez. iemand, iets de ruime geven, los, vrij zijn gang laten gaan; in houden, bedwingen, beteugelen : naar de luisteren, zich laten leiden. Syn. → breidel.
2. Uitbr. lis, lus ; de van een vlieger, van een hoed.
II. Metn, [~ Mdn. tie(ge)n, opvoeden, vgl. getogen] nakomelingschap nl.
1. broedsel : een kuikens.
2. worp : een varkens.