Wat is de betekenis van toom?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toom

toom - zelfstandig naamwoord 1. teugel en bit waar je een dier mee leidt ♢ hij hield het paard aan de toom vast 1. in toom houden [in bedwang houden] Zelfstandig naamwoord: toom ...

2024-04-25
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

TOOM

buurtschap in de Noordbrabantse gemeente Budel, in 1840: 139, in 1890: 130 inwoners.

2024-04-25
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

toom

groep biggen behorend tot een worp.

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

toom

tome, toestel, tuig van kopstuk, stang en teuels waarmee mens ‘n rydier bestuur of beheer.

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Toom

1. T. of teugel is het verbindingstuk tussen de hand van de ruiter en het bit in de mond van het paard. Door de t. wordt de wil van de bestuurder op het paard overgebracht. de berijder bedient zich o.a. van de t. om zich aan het paard verstaanbaar te maken, de z.g. teugelhulpen (wenden, stilstaan, achterwaartsgaan, enz.;. Voor de teugelhouding bij...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toom

s., team, bytling, biting; slecht naar deluisteren (van paard), wreed op 'e team, wreed yn 'e bek, bekstallich wêze.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toom

m. (tomen), 1. teugel, gebit en leireep van een rijdier: een paard bij de toorn leiden; — (fig.) (Zuidn.) met een zoet toompje, met een zacht lijntje ; — (fig.) in toom houden, bedwingen, beteugelen, inhouden, niet de vrije loop laten : zijn hartstochten, zijn tong in toom houden; een volksmenigte in toom houden;...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

toom

m. tomen, toompje; 1. teugel; gebit en leidsels: een paard bij de toom houden, leidsel; fig. in toom houden, bedwingen; de toom van een vlieger, lus; een hoed met brede tomen; 2. broedsel; ± 10 kippen met een haan; een toom Leghorns.