(bleef thuis, is thuisgebleven)
1. te huis blijven, niet uitgaan: hij is een hele week thuisgebleven; hij kan wel -, hij hoeft het niet te beproeven.
2. uit de school wegblijven.
Gepubliceerd op 18-02-2020
betekenis & definitie
(bleef thuis, is thuisgebleven)
1. te huis blijven, niet uitgaan: hij is een hele week thuisgebleven; hij kan wel -, hij hoeft het niet te beproeven.
2. uit de school wegblijven.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: