thuisblijven
...
Van Dale Uitgevers (1950)
(bleef thuis, is thuisgebleven), in huis blijven, niet uitgaan ; ergens niet heengaan ; b.v. uit de school wegblijven : moet ik nu weer alleen thuisblijven ? —(fig.) hij kan wel thuisblijven, hij behoeft het in het geheel niet te beproeven ; daarmee kon hij wel thuisblijven, dat is van hoegenaamd geen belang, daarmee behoeft hij niet aan te k...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
thuisblijven - Werkwoord 1. ergatief de eigen woning niet verlaten ♢ We zijn gewoon lekker een avondje thuisgebleven. Woordherkomst samenstelling van thuis en blijven
Jozef Verschueren (1930)
(bleef thuis, is thuisgebleven) 1. te huis blijven, niet uitgaan: hij is een hele week thuisgebleven; hij kan wel -, hij hoeft het niet te beproeven. 2. uit de school wegblijven.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(bleef thuis, is thuisgebleven), in huis blijven, niet uitgaan; (fig.) hij kan welthuisblijven, hij hoeft het niet te proberen.
J.H. van Dale (1898)
Thuisblijven - (bleef thuis, is thuisgebleven), niet komen, te huis blijven; inz. uit de school wegblijven; — hij kan wel thuisblijven, hij behoeft het in het geheel niet te beproeven; daarmee kon hij wel thuisblijven, dat is van hoegenaamd geen belang, daarmee behoeft hij niet aan te komen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: