Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

temperatuur

betekenis & definitie

v. (...turen, -tje) [Fr. < Lat. temperatura]

I. Eig.
1. Algm. warmtegraad zoals de termometer die aangeeft: water kookt bij een van 100° C.; de (op de termometer) aflezen; de bepalen: ➝ kritische -. Gez. absolute -, berekend van het absolute nulpunt af, d.i. 273° C.; iets b.v. wijn op brengen, de gewenste temperatuur eraan geven; op houden, de gewenste temperatuur doen behouden; op zijn, de gewenste temperatuur bezitten.
2. Inz.
a. temperatuur van de lucht, op een bepaalde plaats en een zeker tijdstip: een aangename, zachte -; hoge, lage afwisseling in de de gaat omhoog, rijst, stijgt, daalt, zakt.
b. temperatuur van het dierlijk lichaam: de ...turen, waarmede het leven zich niet meer verdraagt zijn, naar beneden toe 22,5°, naar boven 43,6°; normale -; (de) opnemen; hebben, temperatuurverhoging.

II. Metf. [van I 2 a] bepaalde omstandigheden: de nieuwe kamer is ontloken onder de invloed van die politieke -.

< >