Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

tee

betekenis & definitie

(te:) m. [Chin.]

I. (-ën) Eig.
1. gedroogde bladeren van de teestruik, waarvan een smakelijk aftreksel wordt gemaakt : bruine, groene, zwarte -; fijne, grove laten trekken.
2. Uitbr. gedroogde bladeren en bloemen van verschillende planten die als tee afgetrokken en gedronken worden : van kamille, van vlier; lindetee. II. (-s) Metn. [van I 1]
1. teestruik : de bloeit.
2. aftreksel van teebladeren : zetten, drinken; slappe, sterke -. Gez. dat is andere -, heel wat anders; met witte puntjes, slappe, bijgeschonken tee; met witte puntjes schenken, erg preuts zijn.
3. kop(je) met tee : hij bestelde drie -is).
4. tijd waarop men tee drinkt : hij kwam op de -. na de -.
5. namiddagpartij waarop tee rondgediend wordt : iemand op de verzoeken; bij iemand op gaan.

Enc. De tee zou in de IVde eeuw n. K. uit Assam (Achter-Indië) in China zijn ingevoerd. Van hier kwam hij naar Japan in de IVde eeuw. In Azië verspreidde zich de gewoonte van het teedrinken in de XVde eeuw. De eerste berichten omtrent de tee werden naar Europa gebracht door Arabische kooplieden in de XVIde eeuw.

In 1610 voerde de Oostindische Kompagnie de tee in Nederland in. Zij werd kort daarop bekend in Parijs (1636), in Rusland (1640) en in Londen (1650) en weldra als kostelijk vocht in de teehuizen geschonken. In 1826 kwamen de eerste teeplanten uit Japan naar Java. Na de inzameling der teeblaadjes worden deze aanstonds (groene tee), of na een gistingsproces (zwarte tee), geroosterd.

< >