Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

suf

betekenis & definitie

bn. en bw. (-fer, -st)

1. niet helder van hoofd, soezerig : hij begint te worden.
2. door soezerigheid niet in staat tot flink handelen : wat ben ik -!
3. getuigend van suf zijn : -fe dromen.
4. gedachteloos, zo dat men geen aandacht meer schenkt aan wat om zich heen voorvalt : die oude is geheel -. Syn.→dromerig.

< >