('stu:wən) (stuwde, heeft gestuwd) staan]
1. duwend voortbewegen : een lokomotief kan een trein van achteren -; de slagaderen het bloed verder; van alle kanten gestuwd worden.
2. opstapelen, pakken : iets in een vorm -; goederen in een schip -; iets met iets anders vol-; een schip, wagen -; heel wat kunnen -, heel wat in zijn maag kunnen bergen.
3. opstuiven : de -de werking van een waterkering .
4. drijven, aanhoudend ijveren :een -de kracht.