m. (-ten; -je)
I. [< stutten 1]
1. Algm. steun(sel): een tegen, onder een muur zetten.
2. Inz. balk die de spruit van een → dakgeraamte steunt.
II. [< stutten 2] wie, wat iemand ondersteunt : de van de honing; de zedelijke -ten van de maatschappij; zijn laatste - en steun.