Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

stromen

betekenis & definitie

('stro:mən) (stroomde, heeft en is gestroomd)

1. zich voortbewegen, vloeien : een beek, een rivier, de zee stroomt; -d of (stilstaand water. Syn. vlieten.
2. in grote hoeveelheid neerkomen : het regent, neen, het stroomt.
3. als een vloeistof neerkomen : een vesting onder -d vuur bedolven.
4. in grote hoeveelheid vloeien : het bloed stroomde uit de wonde; vreugdetranen stroomden.
5. zich als een vloeistof voortbewegen : de koude stroomt naar een warmere plaats; -de lucht, elektriciteit; -d licht.
6. zich in groten getale voortbewegen : een zwart -de mensenmenigte; de schatten stroomden naar het moederland.
7. zich bewegen, komen : de woorden stroomden van zijn lippen; zij voedde een nieuwe levensgloed door haar stramme leden -.

< >