v. (-en; -etje)
I. Eig, geheel van ineengewikkelde draden nl.
1. gewonden en ineengedraaide bundel garen : de wol komt in -en in de handel.
2. a. ineengeslagen bundel garens waarvan er enige tot een touw ineengevlochten worden : de derde - maakt, houdt de kabel, ook Fig. de derde man brengt de spraak aan of alle goede dingen bestaan uit drieën,
b. Uitbr. ineengeslagen bundel van draden of smalle stroken van een andere stof; een gummi.
3. oorspr. ineengevlochten touw, thans leren riem, leireep : de van een → paardetuig; een om de arm, een voorzorg die iemand neemt om zijn aanspraken of macht niet te laten ontglippen ; ieder trekt aan zijn -, ieder verdedigt, handhaaft zijn mening. Svn. trekriem. -
II. Metf. [van I 1]
1. bundel haar, lok : bij het opmaken, het hoofdhaar in -en verdelen.
2. (deel van een) orgaan in de vorm van een bundel draden : navelstreng.