('strekkən) (strekte, heeft gestrekt) [strak]
1. languit gaan liggen, uitrekken: op ’t groene mos gestrekt; zich op de grond -.
2. toereikend zijn : zolang de voorraad strekt.
3. als uitkomst hebben : iets strekt tot schande, eer,voorbeeld; die brief strekte alleen om ... Syn. dienen.
4. zich uitstrekken : zo ver strekt zijn macht niet.