(stormde, gestormd)
I. (heeft)
1. zeer hard waaien: het stormde vreselijk.
2. hevig toegaan: 't zal er -.
3. de stormklok luiden: het stormt, het brandt ergens!
II. (heeft en is) geweldig rennen met vijandige bedoelingen: de krijgers stormden als dol vooruit. III. (is) snel voorwaarts lopen: zij stormden op hem los.