I. m. (-en; -tje) ondersteunend deel, stut nl.
1. pilaar, zuil: de -en van een ➝ leuning.
2. stut waartegen een deur, hek of venster is opgehangen of waartegen die aanslag hebben: de - of post van een ➝ deur.
3. een der beide opstaande delen waarin een schuifraam loopt.
4. een der beide opstaande stutten van een ➝ ladder.
5. Plantk. deel van een ➝ stamper tussen vruchtbeginsel en stempel. ➝ bevruchting.
II. m. (-en; -tje) [< Lat. stilus d. i.]
I. Eig. spits voorwerp nl.
1. Eert. stift om te schrijven op wastafeltjes: het ene uiteinde van de was spits, het ander afgeplat om. daarmede het geschrevene weg te wrijven.
2. naald, pijl van een ➝ zonnewijzer.
II. Metn.
1. manier van schrijven en spreken, wat betreft woordenkeus en zinsbouw: alledaagse, dichterlijke, verheven, gezwollen -; de oosterse is beeldrijk; brief-, kansel-, prozastijl; lakonieke, lakonische -; parlementaire -; gebonden -, poëzie, aan maat en rijm gebonden.
Syn. schrijftrant.
2. Uitbr.
a. geheel van bij elkaar aansluitende uitdrukkingsvormen die kenmerkend zijn voor een bepaald kunstenaar, voor een bepaalde richting of voor een bepaald tijdperk
a. in de bouw-, beeldhouw- en handwerkkunst: Griekse, Noorse, gotische -; de van meubelen.
b. in de schilderkunst: de van Rembrandt; de Rubensiaanse -.
c. in de muziek: de klassieke van Beethoven.
d. in de danskunst: die danseres heeft een persoonlijke -. b. a. Algm. vaste, gebruikelijke manier van iets te doen: is me dat een van huishouden! een van leven; iemand van de oude -, van de oude, degelijke soort, van de oude stempel.
b. vaste manier om de tijd te berekenen, tijdrekening: oude, nieuwe -, voor of na Gregorius XIII. ➝ tijdrekening.