('stemmən) (stemde, heeft gestemd)
I. [stem I 2] een muziekinstrument op de juiste toon brengen : een orgel, viool -.
II. [stem II 1 b b]
1. in een zekere gemoedstoestand brengen : dat stemt droevig; de gemoederen tot rust -; iemand gunstig voor een zaak -; tot vreugde gestemd.
2. zijn kiesstem uitbrengen : (op, voor) iemand -; voor, tegen (een voorstel) -; tot overgaan; met gesloten briefjes, met zitten en opstaan, met handopsteken -.