Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

stelsel

betekenis & definitie

('stelsəl) o. (-s; -tje) [< samenstellen] geheel van samengestelde delen nl. 1. geheel van doelmatige samengeordende dingen : de zon en de planeten met hun manen vormen samen het zonnestelsel; een van zenuwen; plantenstelsel; van maten en gewichten; acht-, tientallig -, stelsel van cijfers waarbij ieder verzamelende eenheid bestaat uit acht of tien samenstellende eenheden van een rang lager.

2. geheel van logisch samenhangende wijsgerige begrippen : een teoretisch -; Kants -.
3. geheel van min of meer samenhangende grondbeginselen, waarnaar men handelt : het van geven en nemen; het van de open deur, stelsel van vrijheid. ➝ kontinentaal stelsel. Syn. systeem.