m.(-ken; -je)
I. [<steken I 1] wat in de grondgestoken wordt of is nl.
1. Veroud. stok : -ken zetten; lucifers noemt men in Z. N. stekskes of -jes. ➝ voet.
2. loot, afgesneden takje dat men in de grond steekt om er een nieuwe plant van te maken : -ken van populieren, wilgen.
II. staketsel : hekken en -ken.
III. [< aansteken] aangestoken fruit of groente : een mand vol appelen, alles -.