('stampər) m. (-s ;-tje);
I.Eig.hij die stampt.
II. Metn.
1. Alom. gereedschap om mee te stampen.
2.Inz. a. staaf in een → vijzel om iets fijn te stampen. b. werktuig in een molen dat fijnstampt, c. gereedschap om aarde aan of straatstenen vast te stampen : straatstamper. d. stampstok : de van een stuk geschut.
III.Metf. [van II 2 a] vrouwelijk orgaan dat zich in ‘t midden der bloem bevindt en na de bloeitijd tot vrucht uitgroeit: de bestaat gewoonlijk uit stempel, stijl en vruchtbeginsel.