Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

stalen

betekenis & definitie

I ('sta:lən) bn.

1. van staal: baleinen, messen, pennen, spoorrails. → pen.
2. sterk : een gestel, geheugen; zenuwen.
3. onbuigzaam, onverzettelijk, een wil.
4. onvermoeid, volhardend : met vlijt.
5. geen afwijking toelatend : wetten.
6. onbewogen, strak : een gezicht.
7. onbeschaamd : een voorhoofd.

II. (staalde, heeft gestaald)

1. tot staal maken : ijzer -.
2. harden, sterken : turnen staalt de spieren; arbeid staalt de krachten.