('sta:kən) (staakte, heeft gestaakt)
1. aan staken zetten, vastbinden: bomen, een geit -.
2. op staken spannen : huiden -.
3. laten steken, ermee ophouden : de arbeid, het werk -. Syn. afbreken.
4. de arbeid tijdelijk staken om betere voorwaarden te kunnen bedingen : een bedrijf waar gestaakt wordt.
5.blijven steken, gelijk staan : in geval de stemmen -, beslist het lot.