(sta:l) o. (stalen ; -tje)
I. Eig. zeer hard, smeedbaar →:ijzer dat 0,6 tot 2,3 % koolstof bevat: een plaat, staaf, stuk -; harden, ontharden, ontlaten; pennen van -; zo hard als ; wordt gebruikt voor de fabrikatie van bruggen, machines, rails; het wordt in het vuur gehard, tegenspoed geeft de mens grotere kracht; (van) zijn, zeer sterk zijn. →: ijzer, voorhoofd.
II. Metn. [wat van staal is vervaardigd]
1. wapen of voorwerp van staal: een degen, dolk, mes, sabel, zwaard noemt men -; door ’t gesneuveld; het van de slagers; het blinkend, glimmend, glinsterend, schitterend -; het dodelijk, moorddadig, moordend -; het grievend, vlijmend -; vuur-, wetstaal.
2. gedeelte van een voorwerp van staal vervaardigd : het van een →: beitel.