(spi'on) m.(-nen, -netje)[Fr. espion, ~ spieden]
I. Eig.
1.Alom. Veroud: verspieder.
2. Inz iemand die heimelijk en verraderlijk waarnemingen doet ten behoeve van een derde: de trachtte inlichtingen in te winnen over de sterkte van de vijandelijke troepen.
II. -netje Metf. kijkspiegeltje aan een venster waarin men ziet wie op straat aankomt of aanschelt.