Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

spijs

betekenis & definitie

v. (spijzen; -je) [Mlat. spesa < Lat. expensa, uitgaven]

1. Eig. alles wat eetbaar is : een bereiden; - en drank; gezonde, heerlijke, krachtige, lichte, vaste, vloeibare, voedzame, zware -; dat is mijn -, daar houd ik van; verandering van doet eten, ook Fig. verandering geeft nieuwe lust. Syn. → eetwaar.
2. Metf. metaalmengsel : klokken-, letterspijs.