(spa.n) v. (spanen . -tje; [~ spade| stuk hout nl.
1. lang, buigzaam dun hout. inz. om er dozen van te maken.
2. spaander : de kachel met spanen aanmaken; ik geloof er geen van, niets.
3. houten lepel vormig gereedschap om iets op te nemen : boter-, schuimspaan.
4. houten gereedschap, bestaande uit blad en steel, om mede te roeien , riem : roeispaan.