Binnen de volgende 16 sovjetrepublieken bevinden zich 17 Autonome Republieken (waarvan 13 in Groot-Rusland) en 9 Autonome Gebieden (waarvan 6 in Groot-Rusland). Die republieken en gebieden hebben zelfstandigheid verkregen in zover volksaard, taal enz. daartoe aanleiding gaven.
Naam | Lid der Unie sedert Oppvervlakte Bevolking Hoofdstad
1. Groot-Rusland 1922 16.378.000 km2 109.279.000 inw. Moskou
2. Oekraïne 1922 556.000 40.200.000 Kiëv
3. Wit-Rusland 1922 226.000 10.600.000 Minsk
4. Toerkmenië 1925 440.000 1.254.000 Askhabad
5. Oesbekië 1925 378.000 6.283.000 Tasjkent
6. Tadzjikië 1929 144.000 1.485.000 Stalinabad
7. Armenië 1936 30.000 1.282.000 Erivan
8. Azerbeidzjan 1936 86.000 3.210.000 Bakoe
9. Georgië 1936 70.000 3.542.000 Tiflis
10. Kozakkië 1936 2.744.000 6.146.000 Alma Ata
11. Kirgizië 1936 197.000 1.459.000 Froenze
12. Karelo-Finland 1940 174.000 900.000 Petrozavodsk
13. Moldavië 1940 34.000 2.700.000 Kisjinev
14. Estland 1940 48.000 1.120.000 Talin
15. Letland 1940 64.000 2.000.000 Riga
16. Litauen 1940 61.000 2.900.000 Vilnius
