('sombәr) bn. en bw. (-der, -st) [Fr. < Lat. umbra, schaduw]
1. zonder vrolijk, aangenaam uitzicht: een -e kamer. Syn. →: donker.
2. betrokken: een -e lucht.
3. neergedrukt, zodat men alles van de donkere kant beziet: er uitzien. Syn. →: bedroefd.