somber
somber - Bijvoeglijk naamwoord 1. in neergeslagen stemming ♢ Hij was in een sombere bui. 2. een neergeslagen stemming veroorzakend ♢ Wat een somber weer is het! somber - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van so...
Nederlandstalige WikiWoordenboek
somber - Bijvoeglijk naamwoord 1. in neergeslagen stemming ♢ Hij was in een sombere bui. 2. een neergeslagen stemming veroorzakend ♢ Wat een somber weer is het! somber - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van so...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
somber - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: som-ber 1. met weinig licht of kleur ♢ dat is een somber gebouw 2. als je je treurig voelt of piekert ♢ er heerste een sombere stemming Bijvo...
Nederlands woordenboek (7e druk)
(<Fr.), bn. bw. (-der, -st), 1. weinig verlicht, weinig licht toelatend, inz. met betr. tot de daardoor op het gemoed gemaakte indruk: een somber huis; een somber vertrek; — de lucht is somber, bewolkt; 2. zwaarmoedig, de toekomst duister inziend: een sombere stemming; somber kijken.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
SOMBER - bn. bw. (-der, -st), donker, duister : een somber huis; een somber vertrek; — betrokken : de lucht is somber, bewolkt; — (fig.) zwaarmoedig, neerslachtig : eene sombere stemming; somber kijken, spreken, denken. SOMBERHEID, v. duisternis, donker; (fig.) neerslachtigheid.
Handwoordenboek van Nederlansche Synoniemen 1898
zie Duister, zie Bedroefd.
Gerelateerde zoekopdrachten